De westfriese artisjok

Van de klei. Uit het hart

Tijd te over. In quarantaine gaan mensen rare dingen doen. Plattelandsjongens zijn daar niet anders in. Waar ze wel anders in zijn, is de manier waarop ze die tijd invullen. Waar thuis- en bankzittend Nederland massaal lasogen en overgewicht overhield aan de oneindige rij Netflix-series en de daarbij benodigde lekkernijen, besloten wij met een koppel van vier man sterk iets te gaan bouwen.

Kool, tulpen, aardappelen, allemaal hadden we ze wel eens gesneden, gepeld of gerooid. En hoewel de lange uren eentonig werk, de koude nattigheid op het land, het fysieke ongemak en de nachtelijke vrijpartijen met een Poolse na een of ander oogstfeest stuk voor stuk onweerlegbare argumenten hadden kunnen zijn om nooit maar dan ook echt nooit meer terug te keren naar de winderige polders van onze geboortegrond, is het tegendeel waar.

Sterker nog, vol van romantiek en chauvinisme ten aanzien van een jeugd in de agrarische sector zouden wij onze naaste omgeving in de randstad doen verbazen over de vernuftigheid en arbeidsethiek binnen de Westfriese omringdijk. Je kan jongens wel uit Westfriesland halen, maar Westfriesland onmogelijk uit de joôs, zo luidde het devies. Dat juist de artisjok het lijdend voorwerp zou worden binnen deze exercitie lag voor hand.

Thom had de plant al eens te berde gebracht tijdens onze sessies in de kroegen en voetbalkantines van Amsterdam en ons doen overtuigen dat een carrière in de exotische, smaakvolle en veelzijdige artisjokken schril zou afsteken bij een armoedig bestaan in de bollen, laat staan kool. Toch zou het tot in de late uurtjes van 10 april 2020 duren voordat onze onderneming het levenslicht zag.

Die avond begon aan een wat wiebelige statafel gemaakt van een lattenbodem en dartbord. Rookwolken, lege flessen Amstel (je komt toch uit Noord-Holland), lege flessen Pitt-bier (je bent als student ook gewoon te gierig om meer dan één krat kwaliteitsbier te kopen), en slap geouwehoer vulden de slaapkamer van Maxim terwijl op de achtergrond een fascinerende aflevering van Andere Tijden Sport over de Forrest Gump van Texel, Jan Knippenberg, tentoon werd gespreid. Tot dusver niets aan de hand.

Geleidelijk verwisselde het onderwerp van gesprek zich van darten, muziek en dakkapellen tot het onvermijdelijke: de artisjok. En hoewel de alcohol en cannabis het gezichtsvermogen met het uur meer en meer troebleerde, was één ding kraakhelder: de artisjok is een machtige plant.

Het enige wat ons nog restte, was een nadere kennismaking met de plant die wij groot zouden maken. En net als alle andere boeren begin je dan bij de bijbel van de moderne tijd, de heilige graal onder de verveelde studenten: YouTube.

Het eerste filmpje stond onder leiding van Irma, een huisvrouw met het postuur van een Irma die een artisjok rücksichtslos ontleedde. Wat Irma ons liet zien, was dat je de plant in feite eindeloos stuk moest snijden voordat er iets van waarde te ontdekken viel. ‘Schaarste’, was het eerste wat in ons opkwam. Net wat we nodig hadden. En bovendien naadloos passend binnen de mode van oneetbare vruchten.

Het tweede filmpje liet ook niet veel te wensen over, of juist wel, net hoe je het interpreteert. Een man had zijn camera in de hand terwijl hij zijn Indonesische vrouw op de voet volgde die artisjokken aan het oogsten was. Het geheel voelde wat fetisjistisch aan, of dat nu lag aan de close-ups op de vrouw of aan de artisjokken laat ik in het midden.

Het derde filmpje brak de ban. Een item van AT5 toonde hoe bewoners uit Amsterdam Zuid-Oost verbouwereerd melding maakte van een artisjokkendief die de moestuin teisterde. In ‘artishock’ waren zij. Geen van de tuinders had vijanden naar eigen zeggen; de reden voor de diefstal lag puur en alleen in de pracht, praal en waarde van deze onvolprezen plant. Als boeven iets willen wat jij verbouwt, dan zit het wel snor, zei ons boerenverstand. Je hoeft geen geschiedenis of economie te studeren omdat te begrijpen.

Niet geremd door enige kennis van zaken, zouden wij deze plant gaan introduceren in de zware kleigronden binnen de Westfriese Omringrijk. En waarom ook niet. De asperge, de druif en om dan nog maar te zwijgen over de tulp; allemaal waren ze ooit door een bezeten boer met een dwaas idee naar een land gehaald waar het waterpeil doorgaans hoger lag dan de temperatuur. Onze Artisjok zou de volgende zijn binnen deze eeuwenoude traditie. Wat een boer niet kent eet hij misschien niet, hij bouwt het wel. Niet Italië of Frankrijk, nee, Westfriesland zou voortaan in de Nederlandse vraag naar artisjokken voldoen. Gewoon lekker om de hoek. Lokaal geteeld én verkocht. Duurzaam en betrouwbaar. Mooi en smaakvol.

De Westfriese Artisjok. Van de klei. Uit het hart.