Skip to main content

Blog nummer drie nog maar, in ons toch al bijna tweejarig bestaan. Het gaat niet van harte. En dan hebben we het over onze blog, maar ook zeker over onze artisjokken. Een stukje context is wel op zijn plaats.

Om te beginnen: het zit voor het eerst een beetje tegen. De planten die we vorig voorjaar op het land hebben gezet, werden in juni geteisterd door clusterbuien. In Alkmaar dreef er stront door de straten, in ’t Veld ging meer dan vijftig procent van de artisjokken ter zielen. En ondanks diverse reparatiewerkzaamheden groeien de toen geplante artisjokken er niet bepaald harder op. Een onoplettende – of onverschillige – loonwerker heeft er zelfs bagger over uitgereden.

Met de artisjokken zelf, is ook de aandacht wat verslapt. Ineens bezigen vier gezonde jongens zich weer met werkgevers waar computeren de hoofdtaak is. Iets waar niemand vrolijk van wordt en dat niets toevoegt aan de wereld.

Daarom gaan we nu in sprints werken. Dat klinkt gevaarlijk, en dat is het ook. Termen als adghile, edgeheil of siegheil liggen vanaf heden op de loer.

Totdat je de zaken in perspectief plaatst. Want ieder weldenkend mens weet dat een agrariër altijd in een sprint zit. Geen kort sprintje van project naar project. Maar een eindeloze sprint vol met tegenslagen, verzuring en kramp richting een faillissement en de dood die daarop volgt.

Daarnaast moeten we iets uitleggen. Binnen niet al te korte tijd zullen we meer sokken hebben dan artisjokken. Voor het gedachtegoed dat ten grondslag ligt aan deze plotse productdiversificatie moeten we terug naar december 1944.

Europa is in oorlog. Aan het Oostfront hebben de Russen de Duitsers op een indrukwekkende manier teruggedreven en de oorlog in feite beslecht. In het Westen niets van dat: met moeite worden de Duitsers teruggedreven over de Maas. Sterker nog, de Duitsers gaan in de tegenaanval in de valse hoop havenstad Antwerpen terug te veroveren.

Op het moment dat stahlhelmen en rupsvoertuigen van de merken Porsche en Benz eens temeer de Ardennen doorkruizen, wordt het 101 Airborne Division met de taak opgezadeld een Duitse omsingeling te doorstaan.

In een van de trucks daarnaartoe worden onervaren rekruten gevraagd naar hun bezittingen. Je hebt munitie nodig, adviseren de oude soldaten, net als sigaretten, een vuurtje, een schaar. Maar vooral: sokken.

‘You need four minimum’, vertrouwt sergeant Warren Muck zijn jonge kornuiten toe. ‘Feet, hands, neck, balls – extra socks warms them all.’

Hoe komt het toch dat iets zo urgent en nodig in de vergetelheid is geraakt. We hebben het over een gelaarsde kat, zevenmijlslaarzen, en Italië in de vorm van eens laars. Maar waar zijn die godvergeten sokken gebleven?

Niemand durft te ontkennen dat Italië meer van een sok wegheeft dan van een laars: het is er klam, het stinkt er en het is er smerig. Vooral aan de onderkant.

Daarnaast hebben sokken ook positieve, maar eveneens vergeten connotaties. Iedereen weet dat seks met (witte) sokken aan een privilege is en dat Two Socks uit Dances with Wolves een briljante wolf is.

Bedenk de volgende spreekwoorden: naast je sokken lopen; weten waar de sok wringt;  sokmaker, blijf toch bij uw leest. Of: beter tien sokken in de hand dan de lucht van één.

De sok dames en heren, is overal, past overal. Maar we willen het niet zien.

Daarom nemen wij de makelij en promotie van sokken tegenwoordig minstens zo serieus als de makelij en promotie van artisjokken. Want net als de artisjok is de sok stelselmatig gediscrimineerd, zo blijkt.

Bovendien: als het te koud is voor artisjokken heb je iets aan onze sokken. En als het te warm is voor sokken, leveren wij artisjokken. Complementaire producten. Kom daar nog eens om. Daarbij kan je in tijden van stijgende voedselprijzen, inflatie en oorlog maar beter een paar extra sokken hebben liggen.